“Yet our best trained, best educated,
best equipped, best prepared troops
refuse to fight.
Matter of fact, it is safe to say
that they would rather swiiiiiitch than fight”
– Thomas “TNT” Todd, eind jaren 70 [1]
I
De hoogste vorm van optimisme is te denken dat nu de laatste verdedigingslinies tegen de barbarij gevallen zijn. Dat het kantelpunt snel zal komen. Moet je zien hoe snel het gaat in de VS! De confrontatie met Rusland is al even onvermijdelijk. En China, ‘China’ komt eraan… We hebben geen tijd te verliezen. We moeten ons nu bewapenen. Nu het nog kan. ‘Oorlog’, het lelijkste woord uit het talig archief, gaat niet voor niets terug op ‘noodlot’. Dus springen vrij gevestigde intellectuelen op de bres voor Europa, ontmaskeren vredestaal als beschavingsondermijnende lafheid. Academisch-bureaucratische intellectuelen krijgen e-mails over onderzoeksgeld voor samenwerking met defensie. Al deze tijdslijnen en scenario’s hebben gemeen dat ze ons doen geloven dat we iets te verliezen hebben. Dat verliezen niet precies is wat we zouden moeten proberen. Dat houdt ons aan het lijntje. “Je hebt tenminste nog een vrije pers!” De pers en de publieke sfeer bestaan om het dreigement te communiceren dat de meningsvrijheid kan worden ingetrokken wanneer we niet bereid zijn om wapens te kopen. Dit optimisme, waarvoor ‘Europa’ één van de namen is, organiseert de hegemonie waarlangs ieder voorstel, iedere mogelijkheid, ieder alternatief terug naar de orde gebogen wordt. Terug naar de boekhouding die maakt dat uitgaven schulden zijn en dat schulden lichamen beschikbaar maken.
Dit optimisme (‘gaaf land’) gaat er vanuit dat de vijand elders is. Dat de vijand eraan komt, weliswaar snel, maar hij komt van elders, van buiten onze zone in de kraal, onze comfortzone, waar we tenminste nog op vakantie kunnen, nog kunnen zeggen wat we denken, zelfs als we niet langer (al lang niet meer) denken. Zelfs als de aangewezen vijand bestaat uit degenen die hier al gevestigd zijn maar die ‘migrant’, ‘vluchteling’, ‘trans’ of ‘links’ genoemd worden, is het nog steeds een vijand extern aan de erdoor bedreigde orde. Tegen dat optimisme organiseren we ons pessimisme wanneer we bereid zijn niets te verdedigen. Wanneer we de orde die onze lichamen de boekhoudingen in- en uitkrast niet alleen als onverdedigbaar zien, zoals Césaire al zei, maar als een vijand die optimistisch denkt dat ons aan te praten is dat de vijand van elders komt, dat die er nog aankomt, dat we, als we niet oppassen, iets kwijtraken wat we natuurlijk moeten behouden, dat daarom onze lichamen opgevoerd moeten kunnen worden op het toneel van de Grote Geopolitiek. Wat is dit ondergangsdenken optimistisch! Het veronderstelt dat we op goede grond staan, dat we goede gronden hebben om te leven zoals we doen, dat we goed gegrond – de experts zeggen het ook allemaal – besluiten ons te bewapenen, dat we met die wapens grondig en goed de ‘illiberalen’ de les zullen lezen, en dat allemaal omdat wij zo vernuftig zijn geweest om van grond een verhandelbaar goed te maken [insert huurverhoging].
Dit optimisme gaat er vanuit dat wij in principe aan de goede kant staan, in principe omdat we principes hebben, dat bij ons alles is zoals alle anderen het het liefst ook zouden zien. Natuurlijk, we zijn niet perfect maar de imperfecties werken we vanzelf weg, als we tenminste niet vertraagd of ronduit gesaboteerd worden door die anderen die willen wat wij hebben. Dit optimisme baseert zich op het paradigma van de voltooide verovering: de geschiedenis is een grote cascade aan oorlogen en veroveringen, maar dat is nu allemaal voorbij, de Aarde is bevroren en de natiestatelijke orde die op dat nulpunt van de Nieuwe Tijd bestond is een noodzakelijke, quasi-natuurlijke orde. Iedereen die nú nog ergens anders naartoe gaat om zich te vestigen is of een migrant of een tiran, en in beide gevallen een binnendringer. Iemand die daarmee niet alleen zijn ruimtelijke grenzen te buiten gaat, maar ook duidelijk maakt van een andere tijd te zijn, de tijd voor de voltooide verovering, iemand die zich tot ‘onze moderniteit’ moeilijk verhoudt en wiens ‘waarden’ incompatibel zijn met onze marktconforme democratie. Want de verovering is voltooid, geschiedenis war einmal, fouten zijn toegegeven, excuses schoorvoetend gepreveld. En dat verandert allemaal niets aan het feit dat we tijdens de verovering, toen, in de geschiedenis, goed geboerd hebben. En hoe hadden we dat anders kunnen doen dan middels superioriteit, middels bewezen technische, ideologische en uiteindelijk – want hier zijn we dan, we bleven niet voor niets op de troepen vooruit – morele superioriteit? We hebben goed geboerd, maar dat was ooit, we zijn nauwelijks erfgenamen te noemen. Ook al is het ‘onze’ geschiedenis, een geschiedenis die we herinneren, herdenken, vieren, we zijn geen erfgenamen van die geschiedenis. Die is immers voorbij, de verovering is voorbij, zo doen we dat niet meer tegenwoordig, alleen anderen doen dat nog. Poetin zit in een AZC. De geschiedenis is dus bevroren op het moment dat Europa er maximaal voordelig bij zat. Grenzen werden getrokken en daar moest het nu dan bij blijven, want: verovering voltooid. Wat een optimistische gedachte: we zitten goed hier, we zijn goed gegrond, hebben het uiteindelijk bij het rechte eind, hebben het beste voor met de rest. Dit optimisme vertaalt zich zonder merkbare contradictie in het grootst mogelijke oorlogs- en bewapeningsenthousiasme. Natuurlijk, niemand heeft zin in oorlog, maar the cause of war is preparation for war [2], en voor mensen die er geen zin in hebben, zijn we getuige van een bijzonder enthousiasme voor de algehele mobilisatie.
II
Laten we het enthousiasme meteen temperen: geef ons, om te beginnen, maar het landverraad. Wij hebben nog niets gehoord waarvoor we onze levens zouden riskeren, meer dan we al doen door op de boekhoudingen ingeroosterd te staan. Want wat stelt de roep om bewapening en verdediging van Europa voor? Het houdt in dat sterven op een of ander slagveld, ergens achter een muurtje leegbloeden of uiteengereten worden in een explosie, beter is dan bezet worden, daartegen in verzet gaan en doodgaan bij een aanslag op de zetbaas die De Vijand hier installeert. Waarom? Omdat in het eerste geval onze dood wordt ingezet voor het behoud van eigendom en plaatsvindt in een confrontatie van strikt territoriale competitie, een dood die draait om het landsbelang. In het tweede geval worden de eigenaren onteigend door een bezettingsmacht en is het gewapend verzet niet onherroepelijk gegrond in het behoud van de economie en haar vrijheid. In het tweede geval zouden we daarmee terecht zijn gekomen in de situatie van de gekoloniseerden. En we zien hoe zij sterven. We hebben ook eerder al gezien hoe de geallieerden afspraken maakten met de nazi’s in onder meer Duitsland en Frankrijk over een ‘soepele machtstransitie’ waarbij de kern van het verzet, de communisten, buitenspel gezet werd of, zoals in Griekenland, vermoord.
Voor 5% van de nationale boekhouding wapens kopen bij de moordenaars van de wapenindustrie betekent dat wij bereid zijn te sterven voor het behoud van de staat en haar bescherming van eigendom. Dat we bereid zijn te sterven voor een nationale boekhouding, die in cijfers uitdrukt wat redelijkheid en beschaving zijn: ieder jaar een stukje harder rennen omdat er ieder jaar meer verkocht moet worden. Maar als we sowieso bereid moeten zijn om te sterven (anders maak je een Rus niet bang), waarom zouden we dan niet sterven in een ondergrondse guerrilla-oorlog nadat de klootzakken die ons nu voor alles laten betalen – de huur, de boodschappen, de tandarts, de boeken, de Efteling – zijn onteigend? Waarom zou ik mijn lijf voor dat van de bezitters gooien, enkel om hun bezit, hun villa’s, hun bedrijven en hun land te beschermen? Waarom voor hen doodgaan als ik ook dood kan gaan voor iets anders dan Man-Kapitaal, voor ons, voor de Aarde, voor terugkeer in iets anders dan de boekhouding en de statistieken? Oftewel: het Westen rekent zich rijk. Rijk aan lichamen, aan bereidwillige bevolkingen die geofferd kunnen worden op het altaar van een management dat ‘de economie’ genoemd wordt en dat alle schijn van realiteit heeft, want aan het eind van de maand moet er toch betaald worden voor de plek die je lijf op Aarde inneemt. Die bereidheid voor de bezitters door het vuur te gaan was altijd al wat witheid was: sterven voor eigendom.
Dus het is heel simpel: we zouden liever [niet] doodgaan in het verzet dan voor een land. En we zouden liever het verzet ingaan dan het land verdedigen. Niemand sterft voor een land; je sterft alleen door een land. En als het dan zou moeten gebeuren, dan graag in verzet tegen íedere Grote Man die denkt dat eigendom een geweldloze orde is die alleen nog tegen het irrationele geweld van anderen beschermd moet worden. Waarom zouden we tegen een patriarchale Rus vechten uit naam van patriarchale NAVO lid-staten, uit naam van staten en dus patriarchaten? Is het optimisme werkelijk zo onstuitbaar arrogant dat het kiezen-voor-de-noodzakelijke-orde (niets te kiezen dus) beschouwd wordt als natuurlijk te verkiezen boven alle andere? Het is deze orde of de barbarij, en die komt er rap aan, dus moet er snel geschakeld worden.
III
Ja, één reden waarom we pessimistisch zijn, is omdat nog altijd de heren aan de macht zijn. We worden nog altijd beheerst door de voorstelling Man. Pessimisme is een manier om het eindeloze gezanik van mannen uit te houden. Daddy. Het is een manier om niet te geloven dat we mannen zouden willen zijn. De vraag of we kunnen overleven wanneer we geloven dat er mannen zijn, staat nog altijd open. Het ziet er niet goed uit. Wie een beetje uitzoomt, zou zomaar tot de conclusie kunnen komen dat een paar ogenblikken nadat Man werd uitgevonden, het leven op Aarde in acuut gevaar kwam. Man is de compositie van de Aarde waarmee het Kapitaal mogelijk wordt. Man is de put, de holte, de afgrond, het geweld waaruit Waarde in de boeken verschijnt. Een soeverein voor wie de Aarde grondstof wordt, beschikbaar voor bewerking en verbetering, bezitbaar en berekenbaar. Gevraagd hoe het er met ons voorstaat, kijkt hij eerst in de boeken omdat dat is waar hij de (W)Aarde allereerst aantreft.
Wat we nu zien, op dit zogenaamd kritieke punt in de geschiedenis, is nog altijd deze compositie maar dan zonder dat er nog een of andere contradictie mee gemoeid is. Wat allereerst wegvalt, is een set aan eufemismen en immuniteitsbarrières. Expliciet wordt dat oorlog de voortzetting van democratie met dezelfde middelen is. Er was een ‘vredesdividend’, zo wordt omgeduid wat een imperialistische hegemonie was/is. Expliciet wordt daarmee: oorlog is een equivalent van verzorgingsstaat. Verzorgingsstaat was altijd al een manier om revolutie – een leven zonder macht, in goede relaties op en met de Aarde – uit te ruilen voor witte mannelijke voordelen. Nu de Witte Keizer eist dat Europa zelf haar wapens betaalt – alleen de klant is koning – is het nodig om expliciet tot geweld op te roepen om het Kapitaal gaande te houden, om revolutionaire inbreuken in de geschiedenis tegen te gaan, om iets wat een democratisch leven op Aarde genoemd kan worden tegen te houden. De gelijkstelling verzorgingsstaat – oorlog maakt duidelijk dat er niets meer te ontmaskeren is. Geen reden dus voor liberalen nog tenminste de show op te voeren van afstand tot de fascisten.
Wat bovendien wegvalt alsof er iets ontmaskerd wordt, zijn niet de barrières tegen barbarij – wat Europeanen zelfgenoegzaam barbarij noemen was er altijd al – maar de dialectiek waarmee de compositie van Man en Kapitaal nog een toekomst – voorbij de acute destructie van ons leven op Aarde – voor mogelijk hield. Fascisme is liberalisme zonder toekomst, zonder plausibele revolutie en daarom geobsedeerd door de dreiging van zo’n revolutie. Het blijkt, en dat is ondanks alles toch wel aangrijpend (wat waren we optimistisch), dat de compositie Man-Kapitaal ook huis kan houden zonder enige verbeelding van een toekomst.
Het enige dat daarmee ‘verloren’ gaat, is de mogelijkheid om de kosten vooruit te schuiven. Om te menen dat de offers het waard zijn, omdat we het later beter zullen hebben. Beschaving, modernisering, ontwikkeling, innovatie, transitie, revolutie. Leuke dingen voor de mensen. Maar allemaal niet meer plausibel als daadwerkelijke, dynamische tegenstellingen met de heerschappij van Man-Kapitaal. Het beste dat Ze kunnen bedenken zijn elektrische auto’s en iets met ontzettend slimme computers. En in de plaats van deze toekomstbeelden komt dan ook het acute gegeven dat de welvaart en de vrijheid alleen behouden kunnen blijven wanneer we bereid zijn Europa te verdedigen, om oorlog te voeren. Om lichamen uiteen te rijten. Om de vaart waarmee het sterven nadert te versnellen. Het concentreert ons denken op de rangorde waarbinnen we sterven. De onzichtbare vragen achter de vragen van de opiniepeilers: Wie gaat er eerder? En hoe schuif ik op in de rij? Hoe hou ik andere lichamen tussen mij en de ovens? We rechtvaardigen dit alles door, meestal al vooraf, te verklaren waarom anderen eerder doodgaan. Alsof het daarmee geaccordeerd is. Maar sterven zullen we. In het aanzicht van imperiale oorlog moet de vraag echter niet zijn wanneer maar juist hoe we sterven. Ter verdediging van het eigendom en de accumulatie, of in verzet tegen iedere Man die zijn kans op toe-eigening schoon ziet?
IV
We komen nog even terug op het noodlot dat van oudsher vervat zit in het talig zegel voor dit alles: ‘oorlog’. En we constateren met Walter Benjamin: iedere oorlog is mythisch. Mythisch is het geweld dat zich in het noodlot inschrijft.[3] Het geweld dat zich als noodzakelijk presenteert, als zelf-implementerende historische prioriteit, als overspoelend. Goddelijk is het geweld dat, nooit als middel, maatregel of regel, de mogelijkheidsvoorwaarden voor het mythische wegneemt. We zijn omringd door de stemmen van het mythische, dat ook wel het demonische genoemd kan worden. Ze fluisteren overal hetzelfde, hetzij verpakt in beleidstermen, hetzij in borrelpraat, hetzij in businessplannen, hetzij in de hetzes van broodschrijvers die middels Grote Gedachten hun plek opeisen in het Grote Gebeuren. Wat ze overal fluisteren is: dood, dood, dood… Een eerste expressie van ons georganiseerde pessimisme is het landverraad, een voorts te vergeten woord voor een liefde die zich niet mythisch in de tijd verankert noch ruimtelijk in de grens. Te midden van de demonische drive tot bewapening is dat niets anders dan wat altijd al te gebeuren was, haaks op de orde van het Grote en het kleine: het worden van God op/als Aarde.
[1] Thomas N. Todd was burgerrechtenactivist, advocaat, academicus en befaamd spreker. Deze woorden werden waarschijnlijk uitgesproken in de jaren na 1977 tijdens een van zijn speeches in een moskee van de Nation of Islam (zie ook: Capturing Sound: How Technology Has Changed Music (2010) van Mark Katz, p. 261). De opname van zijn stem werd later gebruikt door The Bomb Squad, het productieteam achter Public Enemy, als intro van hun beroemde nummer Fight The Power (1989) dat ze op verzoek van regisseur Spike Lee maakten voor zijn film Do The Right Thing (1989). Het nummer verscheen ook op het derde album van Public Enemy, Fear of a Black Planet (1990).
[2] Du Bois, W.E.B. 1986 [1920]. ‘The Souls of White Folk’, in: Writings, New York: Library Classics of America, pp. 923-938 (p. 934): “The cause of war is preparation for war; and of all that Europe has done in a century there is nothing that has equaled in energy, thought, and time her preparation for wholesale murder.”
[3] Benjamin, W. 1965 [1921]. Zur Kritik der Gewalt. Frankfurt/M.: Suhrkamp.